Ha die Wim,
ook bij jou buitelen de herinneringen als een spreekwoordelijke lawine door je hoofd, dat merk ik. Je behandelt drie, vier geweldige anekdotes in één brief, en die roepen bij mij meteen weer vijf, zes nieuwe kortsluitinkjes op.
Over ‘Heracliden Oet’ zal ik nog eens een lang verhaal schrijven; dat was niet voor niks een iconisch voorbeeld van de gemiddelde uitwedstrijd. We hebben er zoals je weet een apart lied over gemaakt waarin we alle clichés van voetballen in de onderbond hebben samengebald. De opnames van de bijbehorende clip waren op zich al hilarisch – later, dus.
Een andere uitwedstrijd die me nog bijna maandelijks voor ogen komt, was tegen Veendam 1894, de amateurclub die op de velden achter Stadion De Langeleegte speelt. Het was een ijskoude winterdag, er was sneeuw op komst en het leek alsof het al dagenlang niet meer licht was geworden.
In de kleedkamer meldde zich de aanvoerder van de tegenpartij. ‘We spelen op veld 9’, zei hij, ‘en dat is nogal een eind lopen. Vinden jullie het goed dat we in de rust de thee daarheen brengen, en dat we gewoon op het veld blijven? Het lukt anders niet om binnen een kwartier heen en terug naar de kleedkamer te lopen…’
Wij vonden het wel best, helemaal toen we eenmaal richting veld 9 begonnen te lopen. De velden lagen alle negen achter elkaar (indertijd natuurlijk allemaal in de lengte langs een of ander turfkanaal aangelegd), en toen we eindelijk op ons veld stonden, waren we al helemaal onderkoeld.
Van de wedstrijd zelf weet ik niet veel meer. Onze jonge spits Daniël scoorde natuurlijk, vast meerdere malen, en gelukkig maar, want zijn toenmalige vriendin Sandra was de enige toeschouwer langs de kant. Meestal was zij als ‘poedie van de spits’ de enige trouwe supporter, maar dit keer moet ze toch ernstig getwijfeld hebben aan de zin van deze exercitie, en aan de zin van het leven in het algemeen.
In de rust was er inderdaad thee, op het veld, maar het was ook al begonnen te sneeuwen, dus waren we blij dat de aanvoerder van de tegenpartij voorstelde maar meteen weer met de tweede helft te beginnen.
Volslagen koud en klam stommelden we vanonder de douche uiteindelijk de kantine binnen, in de hoop op in ieder geval een fijne derde helft. Maar hoewel het in de kantine behaaglijk warm was, werd de gezellige kroegpraat al snel overstemd door de presentator van de zaterdagse tombola, die de winnende getallen keihard door een totaal overstuurde geluidsinstallatie brulde. Horen en zien verging ons, dus keken we elkaar aan en seinden elkaar nonverbaal, dat we maar beter weer op huis aan konden gaan.
Op de parkeerplaats kwam net de spelersbus van Helmond Sport aangereden; betaald voetbalclub Veendam speelde in wat toen nog de Eerste Divisie heette. Met holle ogen keken de spelers van Helmond Sport uit de ramen van de bus: na vier uur rijden waren ze op een pikdonkere parkeerplaats beland waar een sneeuwstorm woedde…
Ik neem aan dat BV Veendam die avond optimaal van het thuisvoordeel heeft geprofiteerd.