* Frank den Hollander
Moiii mjong!
Ik zal nu eens wat vertellen over het bijzondere groepje mannen dat aan ons clubje werd toegevoegd, om samen met nog wat ander ongeregeld volk dat zich had aangemeld, de eerste line-up van Oranje Nassau 19 te vormen.
Als je ze in de kantine zag zitten, of in strakke mouwloze t-shirts op het terras in de zon, dacht je eerst even dat de jongens van The Police daar waren neergestreken, met wat gelijkgestemde vrienden. Zongebruinde jongens waren het, allemaal met (geverfd of van nature) hoogblond omhooggetoept haar.
Onbetwiste leider van de groep was Arjen. Hij woonde in een piepklein huisje langs het spoor, waar hij boven de bank een levensgroot portret had hangen van zichzelf en Johann Sebastian Bach, zijn absolute held. Arjen was onderwijzer, maar hield zich verder vooral bezig met gedichten schrijven. En daarbovenop was hij ook nog eens een afgetrainde snelle spits, die er zo 25 per seizoen in knalde.
Dan had je Reinder, op het oog Arjens broer, maar dat was hij niet. Reinder was ook een goede voetballer, en de reden dat ik tot aan het eind van mijn voetballoopbaan op links heb gespeeld: bij het verdelen van de plekken bleek Reinder graag rechtshalf te willen spelen, en omdat ik te slecht was voor de spits, en te weinig zelfverzekerd voor de achterhoede, claimde ik toen maar de linkshalfplek. Ik ben rechtsbenig, maar op de een of andere manier beviel het mij daar wel, en ook na Reinders vertrek uit het elftal ben ik daar maar blijven staan.
Reinder studeerde, of had sociale geografie gestudeerd, een studie waar vaak leuke feestjes gehouden werden, met vaak leuke meisjes. Een aantal van die meisjes waren de elftalpoedies van het eerste uur.
Ook Rento had een mooie vriendin. Rento was een redelijk vage jongen, maar wel met een knappe oogopslag. Hij was ook atletisch en deed het goed als middenmid. Spelverdeler, zogezegd. Rento studeerde psychologie, en daar heeft hij nog lang van kunnen profiteren, want tot op de dag van vandaag zie ik hem regelmatig bij concerten heel vaag uit zijn dak gaan, of enigszins in de war op een racefiets door de stad kruisen, een enorme bos dreadlocks achter hem aan waaiend.
En dan had je nog Jan. Wat die deed ben ik vergeten. Hij was af en toe een beetje de schlemiel van het clubje, ook in het veld, hij kon erg komische blunders maken, of ‘knullig balverlies’ lijden, zoals dat zo mooi heet.
Verder hoorde nog Theo bij de groep, maar die voetbalde niet mee, al was hij er elke wedstrijd bij.
Kon je deze grotendeels werkloze waterstofperoxide-bende dus zaterdagmiddag op het veld bewonderen, elke vrijdag- en zaterdagavond waren ze te vinden in Het Pakhuis in de Peperstraat. Als je daar binnenkwam, had je een steile trap omhoog, naar de omloop op de 1e verdieping. Precies bovenaan die trap stonden Arjen en zijn posse, elke avond weer, exact op dezelfde plek.
Later heeft Arjen nog een tijd in Het Pakhuis gewerkt, en daar onder andere een keer Gerard Reve bediend, die hem later verliefd beschreef in een van zijn brievenboeken, als een mooie stoute blonde jongen. Dat zal ik nog eens uitgebreid terugzoeken en aan je vertellen. En dan moeten we het ook hebben over de invloed van Arjen op het elftal: de feestjes, de mooie meiden, de elftalkrantjes met zijn gedichten, en niet te vergeten de ruzies in en buiten het veld met zijn jonge broertje Rienk!
Moiii!
Frank