16. Traditie

  • Wim Reckers

Ach ja, Frankie, Veendam.

De Langeleegte. Bitterzoete herinnering aan lang vervlogen tijden. Nu spelen we op plastic (de uitvinder van kunstgras mogen ze wat mij betreft alsnog standrechtelijk executeren), toen op een wei waar doordeweeks schapen of koeien graasden. Ik weet nog; in mijn geboorteplaats Valthermond – een dorp van een schamele 3.000 inwoners – had je liefst drie voetbalverenigingen. Veur in de Mond (waar ik woonde) Valthermondse Boys, in het midden MVK (Met Vereende Kracht, volgens mijn moeder de Koksioanen) en Achter in de Mond de VV Valthermond.

Ze konden elkaars bloed wel drinken. Eens werd Valthermondse Boys kampioen, het elftal werd met paard en wupkorre door het dorp gereden. Tot de Twaalfde Laan. Daar moest de optocht schielijk rechtsaf, wilde het niet op een handgemeen met MVK-aanhangers uitlopen. Als tiener ging ik weleens stiekem naar een wedstrijd kijken, met een mengeling van ontzag en nieuwsgierigheid. Eén speler herinner ik me, een centrale verdediger met het uiterlijk van een Barbarijse zeerover. Jan Ottens. Soms was er een vijandelijke aanvaller die meende langs Jan te kunnen glippen. Vaak liep dat verkeerd af. Doordeweeks werkte Jan aan de lopende band bij Philips Stadskanaal. ’s Morgens om een uur of zes stond Jan met een aantal collega’s – Philips-werknemers werden met een bus opgehaald en naar de fabriek gebracht – zich onder mijn slaapkamerraam ongans te hoesten. Jan rookte namelijk als een Oostduitse bruinkoolcentrale.

Ook in Stad en Ommeland had je dat soort traditieverenigingen. Herinner je ze nog? VV Paddepoel? De halve Z-Side speelde er. Als we tegen ze moesten, was je liever niet in balbezit. Op kniehoogte kwamen ze aanvliegen, noppen vooruit. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er een soort primaire gerechtigheidsmoraal heerste. Als wij een keer uitdeelden en bij iemand van hen sloegen de stoppen door, schalde de aanvoerder: ‘ACCEPTEERRREN!!’, en klaar was Kees.

In Haren had je Gorecht. Ze voetbalden op een onooglijk sportparkje tussen Haren en Groningen. De kantine leek op een uit de kluiten gegroeide koektrommel. Binnen rook het naar modder, verschaald bier en frituurvet. Eens per jaar voetbalden we er een toernooi. De editie van 2011 kende een emotioneel slot. Gorecht moest van de gemeente verkassen, de grond werd bestemd voor dure koopwoningen. Clubicoon Harry Hoeksema greep een megafoon en tetterde met betraande ogen over het terrein dat het einde der tijden was aangebroken. Gorecht samen met VV Haren op één complex, hoe konden ze het verzinnen.

Tal van Groningse voetbalverenigingen kunnen inmiddels de geschiedenisboeken in. Hellas VC (de eerste club van onze Daantje), SV Maluku, VIBOA (die afkorting alleen al; Voetbal Is Bij Ons Aangenaam…), Neptunia, Martinistad (voor doven en slechthorenden, als de scheidsrechter floot voetbalden ze gewoon door), De Vogels, Gronitas, en zo zou ik nog wel even door kunnen gaan.

Tijden veranderen, Frankie, en wij moeten mee. Maar (op het gevaar af voor een ouwe bromsnor te worden versleten) vaak denk ik nog met weemoed aan die sateetjes in de Maluku-kantine en aan die spontane polonaise tijdens ons kampioenschap over het VIBOA-terrein.

Laten we hopen dat wat er nog is, zal blijven. Dat je nog jarenlang bij De Fivel kunt voetballen, aan de voet van die 15e eeuwse kerktoren. Dat Oldambster Boys uit Nieuw-Scheemda het redt (ze moesten afgelopen seizoen hun enige seniorenelftal uit de competitie terugtrekken; niet genoeg spelers meer). Dat VV Ezinge gewoon in Feerwerd blijft voetballen. En dat als er ooit een VV Feerwerd komt, dat die dan in Ezinge gaan voetballen. En dat Helpman tot in lengte van jaren Club Voor Het Leven mag blijven.