Helpman Vaare Woordenbouk

  • Wim Reckers en Frank den Hollander

Zo’n elftal ontwikkelt in de loop der decennia een geheel eigen taal; vergelijk het met de gemiddelde familie. Ook in Helpman 4 (soms 3, soms 5) kwamen regelmatig woorden, uitdrukkingen en gezegden bovendrijven. Een onvolledige lijst:


Afgelastingtelefoon
Als het onverhoopt op de zaterdagmorgen regende, begon een afschuwelijke zenuwenoorlog. Het zal toch niet worden afgelast? De vv Helpman had hiertoe een martelwerktuig ingesteld. Een zwaard van Damocles. Het definitieve eindoordeel; naar de hel, of naar de hemel.
De afgelastingtelefoon.
Iedereen kende het nummer (050-5268797) uit het hoofd, maar iedereen hoopte het nooit te hoeven draaien. Als het dan zover was, en je had met trillende vingers de verdoemde cijfers ingetoetst, dan kreeg je natuurlijk eerst zes keer een in-gesprektoon. Iedereen wilde weten of er werd gevoetbald. Dan had je eindelijk beet. Een metalen damesstem (antwoordapparaat) somde tergend langzaam een rijtje afgelastingen op. Eerst de jeugdelftallen (‘Kom op nou, schiet nou op!!’), dan de senioren. Tot slot het ijzige vonnis. ‘Helpman Vier…. Afgelast.’ Verdoofd zakte je terug in bed. Hoe nu verder? Je weekend was kapot, aan diggelen.

Bokalen
Na afloop van het eerste weekend ‘op tornooi’ in Schellebelle zag een traditie het levenslicht, die daarna elk jaar terugkeerde: de uitreiking van de diverse bokalen en trofeeën. Op de terugweg van Gent naar Groningen werd er nog één laatste stop gemaakt, voor een afscheidslunch voordat iedereen het laatste stuk naar huis zou rijden. Die laatste stop was altijd bij AC Meerkerk, en toen we weer bijna bij de auto’s waren, nam Wim het woord. Hij had het hele weekend goed opgelet, en ging nu de prijzen uitreiken.
Het werd een Olympische orgie van trots en vreugde:

  • de Scheetjesbokaal (altijd voor Aldo),
  • de Domlullentrofee (idem voor Erik),
  • het Neukvaantje (natuurlijk voor Daan),
  • de Overhetnekjebokaal (spreekt voor zich)
  • de Boertjesbokaal (ook altijd voor Aldo, die middenin de wedstrijd een boer kon laten waarvan verschillende tegenstanders van schrik uit hun kicksen sprongen)
  • de Zuipbeker (waar Jan Nap meestal tot de finale doordrong),
  • de Afgrijselijke Overtredingenmedaille (Henk van der Have)
  • de Ik-lig-een-heel-weekend-in-bed-met-iemand-met-liefdesverdriet-bokaal
  • en het Wie-Presteert-Het-Om-Een-Auto-In-De-Sloot-Te-Rijdendiploma (Theo Driessen).
    In de jaren erna ging het altijd het hele weekend lang over ‘wie wint welke bokaal’. Er werden ad hoc nog wel eens bokalen bijbedacht, maar het was altijd Wim die van de samenkomst op de parkeerplaats bij AC Meerkerk de ultieme afsluitende one-man-show maakte.

Doen as n pony
Elk jaar werd er een t-shirt gefabriceerd, waarin we een heel verblijf in België rondstonken. ‘Helpman Vaare, winnaar internationaal tornooi Schellebelle 1993’ stond er dan, onder een door Frank getekende vervaarlijke pitbull in Helpman-shirt.
Een keer had Wim de term ‘Zo doen as n pony’ bedacht: zo dronken als een pony, dus. Frank had er een bezopen voetballer bijgetekend, op handen en voeten, shirt verkeerd om, broek over de kop.
Een lief shirt, was het. Maar het kreeg opeens een andere lading toen een van de Vlaamse meiden die met ons in de kroeg belandde, vroeg: Hoe doe je dat, doen als een pony? Ze dacht je een pony moest nadoen!

Elftalpoedie
Elftalpoedies (voor uitleg van het begrip ‘poedie’, zie aldaar) waren en zijn bijzondere fenomenen. Er wordt veel over gesproken, maar je ziet ze zelden. Soms waagt zich eens een keer eentje langs de zijlijn, maar na twintig minuten het geklungel en gestrompel in ogenschouw te hebben genomen, verdwijnt ze ook weer in de grijze novembermist, even mysterieus als ze is gekomen. Heel af en toe houdt een elftalpoedie het uit tot het laatste fluitsignaal, in de veronderstelling dat het in de behaaglijke voetbalkantine allemaal wel anders zal gaan. Maar dat is een misvatting; het geblèr en gegil is van eenzelfde gehalte als de voetbalcapriolen op het veld. Na enige biertjes wordt ze als vanzelf lijdend voorwerp van allerlei seksuele toespelingen. Minzaam lachend ondergaat ze deze kwelling, onderwijl stiekem de minuten tot het vertrek uit de kantine aftellend.

FrankieLos en FrankieHol
Er speelden twee Franks in het elftal: Frank den Hollander en Frank Los. Als er (vooral door Wim, op hoog volume) aanwijzingen werden geschreeuwd in het veld, kon dat wel eens tot verwarring leiden. Vandaar dat de ene FrankieHol werd genoemd, en de ander FrankieLos.
Frank Los was ook keeper (en een goeie). Als hij uit zijn doel kwam rennen om een bal te onderscheppen, stelde hij zich meteen even voor aan de tegenstander:
‘Looooooooos!’

Gebukt is gepakt
In tijden van voorspoed hadden we het maar goed, als verdediging. We sjokten tot de middellijn en keken toe hoe onze aanvallers het vijandelijke doel bestookten. Ook aanwezig, op de middenstip: de enige aanvaller van de tegenpartij, vaak een bleue postpuber. Zodra deze jongen zich voorover boog om zijn kousen op te trekken, of zijn veters vast te knopen, zei Aldo met een dikke grijns: ‘Je weet het hè? Bij ons is het devies: Gebukt is gepakt!’

Geldzakboys
Er werd meestal een oude plastic boodschappentas gebruikt om alle kostbaarheden in te verzamelen, die dan achter de bar in de kantine bewaard werden tot na de wedstrijd. Voetbalschoenen (modder van de vorige wedstrijd nog tussen de noppen) eruit, portemonnees erin.
Toen Aeilko nog meevoetbalde, zocht hij eens naar de zak van dienst, en riep door de kleedkamer: ‘Waar is de geldzak, boys?’
Iemand antwoordde: waarom heet dat een geldzakboys?
Vanaf die dag heette de geldzak decennialang De Geldzakboys.
‘Ik breng de Geldzakboys even naar de kantine hoor!’ ‘Yo!’

Genotsknots
Zie: Matrak

Helpman Vaare wot kampioen!
In navolging van het weergaloze clublied van de vv Helpman (‘Uppie, uppie, uppie, Helpman is m’n kluppie!’) meende Helpman Vaare er begin jaren negentig ook goed aan te doen een eigen elftallied te componeren. Er deed zich geen betere gelegenheid voor dan na de 0-1 bij HS’88, op een grijze zaterdagmiddag, 21 april 1990. HS’88 waande zich al kampioen, sterker nog: de bloemen en het koud buffet stonden al klaar. Maar Helpman 4 gooide roet in het eten en won, door een feilloos genomen vrije trap van Theo Dijkstra. Na de wedstrijd ontstond in een mum van tijd het nieuwe elftallied: ‘Helpman Vaare wot kampioen! En HS’88, dai degradeert!’ Een onvolprezen lofdicht, hoogtepunt in de 20e eeuwse dichtkunst.

Man of the Match
Normaal gesproken een titel om trots op te zijn. Bij Helpman Vaare niet. Man of the Match werd je niet doordat je er bovenuit stak. Man of the Match werd je als je het mikpunt van spot was. Als je bij het halen van de bal uit een boom was gevallen. Als je een lullig eigen doelpunt had gemaakt. Als je na een nacht doorhalen te laat op het veld verscheen. Als je je voetbalschoenen was vergeten. Bij wijze van boetedoening moest je een wedstrijdverslag schrijven. En bier halen. Een portie bitterballen mocht ook.
Na de wedstrijd eerst twee bier, als smeerolie. Om de spanning wat op te voeren. Dan, die zin waarbij iedereen van paniek in elkaar dook. Daniël haalde een A4 uit een plastic insteekhoesje, en zijn stem schalde door de kantine. ‘OKÉ!! MAN OF THE MATCH!!’ Iedereen hoopte de gifbeker aan zich voorbij te zien gaan. Met satanisch genoegen ging Daniël de rij af, één voor een. Als na de een-na-laatste stem een ex aequo was ontstaan, stemde Daniël – hij had altijd de laatste stem – strategisch. Hij turfde zijn streepjes zodanig, dat de gedeelde eerste plaats in stand bleef. Op die manier waren we verzekerd van twee gratis rondjes.

Man of the Year
Gedurende het seizoen werden alle cijfers (zie onder ‘Statistieken’) nauwgezet bijgehouden. Ook Man of the Match. Als je het vaakst Man of the Match was geworden, werd je uitverkoren tot Man of the Year. Een prijs was daaraan niet verbonden. Ja, je mocht seks hebben met een spelersvrouw naar keuze. Maar dat was een inhoudsloze beloning die nooit tot uitvoering werd gebracht.

Matrak
Het was laat op de avond. Na een vermoeiende toernooidag en een gezellige maaltijd zaten we vrij gemoedelijk op een terras in de Gentse binnenstad, samen met onze vrienden van het elftal uit Cardiff, dat ook al jaren aan het Schellebelle-toernooi deelnam.
Uiteraard was onze Daniël jongensachtig in een ondeugende bui. Er kwam een junk langs met een oud en beduimeld seksblaadje. Daan hield hem aan: hee, wat wil je daarvoor hebben? Och… een euro? Verkocht!
Het blaadje ging van hand tot hand: lelijke fotostrips waarin de dames hun extase verwoordden in verfijnde tekstballonnetjes. Het ging ergens over een Genotsknots… Maar dat was nog niet eens het hoogtepunt.
Op één moment verzuchtte een bevallige donkere sexpoes tegen een hengst die met zijn geheven lid in de aanslag klaarstond:
“Ach, steek uwen matrak in mijn natte poes!”
Matrak. Wat een prachtwoord. Het werd natuurlijk het Toverwoord van dat weekend. En toen we begonnen met een jaarlijks verschijnend statistisch overzicht, compleet met verslagen van de verschillende Mannen of the Match, heette dat blad natuurlijk: De Helper Matrak.

Meest Opkomende Speler (MOS)
Een uiterst verdachte kwalificatie. Als je de MOS werd, was je een beetje sneu. Het stond synoniem voor een gebrekkig sociaal netwerk. De MOS had weinig vrienden, geen verkering, geen hobby’s en geen zinvolle dagbesteding. Zijn leven draaide om het voetbal op de zaterdagmiddag. Bij aanvang van het nieuwe voetbalseizoen bood iedereen tegen elkaar op met de meest exotische zomervakantieoorden en avontuurlijke uitstapjes. Zo niet de MOS. Met gebogen hoofd en het schaamrood op de kaken moest hij toegeven dat hij de zomermaanden had doorgebracht voor de kleurentelevisie. ’s Morgens Nederland In Beweging, ’s middags Lingo en ’s avonds Twee Voor Twaalf. Leuke kwis, alleen de vragen waren hem te moeilijk.

Meubelboulevard
Een begrip dat altijd werd gehanteerd in het geval van een afgelasting. Het zaterdagmiddagvoetbal was onaanraakbaar, een hoogmis. Door de week hadden we niet veel te vertellen thuis en op het werk. Bazen, collega’s en wederhelften bepaalden onze dagindeling en levensloop. Braaf voerden we opdrachten uit, deden boodschappen, zogen stof en lieten de hond uit. Maar de zaterdagmiddag was van ons. Iedereen wist dat. Niks gras maaien, niks naar schoonmoeder op visite, niks overwerken. Gevoetbald werd er, en daarmee uit. Soms werd een wedstrijd afgelast (zie ‘Afgelastingtelefoon’). Dan viel er een leegte in het weekend. Een zwart gat. Gretig doken onze huisgenoten bovenop ons, en verzonnen de meest weerzinwekkende uitjes. Even buurten bij die onuitstaanbare vriendin. Gezellig flaneren over de markt, tussen duizenden hondsdolle mede-Groningers. Naar de IKEA, met je karretje botsend tegen hordes andere karretjes. De meubelboulevard, schrikbeeld van iedere zaterdagmiddagvoetballer.

Oh Heilige Bertus
In de gang van de kantine van VV Helpman op het sportpark Coendersborg hing een ingelijste foto van Bertus Zewüster, oprichter van de vereniging. Na de training werd de stemming allengs meliger, en bij het verlaten van de kantine dromden de elftalgenoten samen in de gang. Eerst werd het portret op zijn kop gehangen, daarna werd er plenair voor geknield en zong men het zeer onofficiële clublied:
Oh Heilige Bertus
Zoeg mie aine òf
Oh Heilige Bertus
Moak mie nog es kloar
Olé
Puutje Petat!

Pitcher
De pitcher deed rond de eeuwwisseling zijn intrede in de voetbalkantine. In wezen is het een gedrocht. Wat is de bedoeling? Tegen geringe korting bestel je een enorme bloemenvaas vol bier aan de bar. Daar krijg je twintig plastic bekers bij. Vervolgens wordt de inhoud van de vaas gelijkelijk verdeeld over de bekers. Resultaat: in de bekers drijft een bleek-gele smurrie. Het moet doorgaan voor bier, maar het ziet eruit alsof iemand de bekers vol heeft geplast. En zo smaakt het ook. Pitchers? De uitvinder ervan moet alsnog tbs met dwangverpleging krijgen.

Poedie
In sommige delen van Groningen is dit het woord voor ‘Sletje’, ‘Snol’, in andere (ons meer welgevallige) contreien gebruikt men Poedie liefkozend voor ‘Meisje’, ‘Verkering’.
Elftalvrouwen worden steevast aangesproken met ‘Hee Poedie!’ Bij sommige uitwedstrijden stond er maar 1 meisje langs de lijn te blauwbekken: vaak het vriendinnetje van de jonge blonde spits van de tegenstander. Dat leidde in Ten Boer tot het kleedkamergezang:
Weet je met wie ik vanavond stappen ga?
Met de poedie van de spits van Omlandia! 

Schnattje
Er waren in de geschiedenis van het elftal twee Hermannen, al overlapte hun lidmaatschap zich precies niet: Herman Sandmann met dubbel-n nam afscheid op de dag dat Herman Sandman het elftal kwam versterken.
De ‘eerste’ Herman-met-dubbel-n werd in een clubblaadje eens verkeerd vermeld: in de opstelling stond Herman Snadman.
Vanaf dat moment werd Herman dan ook meestal Snadman genoemd, en meer liefkozend Schnattje.

Seupel
Seupel betekent eigelijk gewoon geblesseerd (‘Ik doe zaterdag niet mee, ik ben seupel’), maar langzamerhand evolueerde het begrip naar ‘suf’, ‘duf’, ‘dom’, minkukelig’… In Schellebelle liep een Vlaamse Frank rond, die er eigenlijk de hele tijd maar een beetje bijhing. Ergo: Seupele Frank.

SEP
Lang was Daniël onze jongste speler. Een stoere postpuber, altijd vol stoere en vooral seksueel angehauchte praatjes, maar ook een topspits met veel doelpunten in zijn mars.
Daans poedie was vaak de enige poedie langs de kant. Bij het invullen van de statistieken na de wedstrijd claimde hij altijd een streepje bij ‘Sex voor de wedstrijd’, en hij verklaarde zijn zaterdagochtendritueel altijd met de afkorting SEP:
Sex > Ei > Poepen

Sorry jonges, klootnbal!
Deze spreuk is in wezen het Leitmotiv van Helpman Vaare. Wij spelen namelijk nogal wat klotenballen. Eigenlijk doen we niet anders. De spreuk is in oorsprong afkomstig van Jan Nap, hoewel later gekopieerd door tal van elftalgenoten. Jan was in potentie een van de beste voetballers die ooit in ons shirt rondgelopen heeft. Hij had Nederlands Elftal op zijn voorhoofd geschreven. Alleen hij heeft het nooit gehaald. Oorzaak: alcohol. Zoals zovele andere talenten (Daniël, Thijs, Gerald, Frank den Hollander) heeft Jan zijn voetbaltalenten verzopen. Als hij dan weer met een kater als een kameel op het veld stond te schutteren en een bal bij de tegenstander in de voeten schoof, klonk het schor over de groene weide: ‘Sorry jonges, klootnbal!’

Statistieken
Het moderne voetbal staat bol van de statistieken. Assists, expected goals, succesvolle dribbels; alles wordt bijgehouden. Wat weinig mensen weten, is dat Helpman Vaare de voorloper hiervan was. Wij hadden al sinds mensenheugenis statistieken. Alleen geen gewone. En aan de meeste statistieken waren consequenties verbonden. Een overzicht:

  • Man of the Match: zie aldaar
  • Man of the Year: idem
  • Meest Opkomende Speler (MOS): idem
  • Reservebeurten: iedere reservebeurt telde voor één streepje. Let op: ook voor andere statistieken kon je streepjes krijgen (zie hieronder). Meeste streepjes = zaterdag basisplaats.
  • Shirtjes gewassen: als je de shirtjes had gewassen, kreeg je een streepje achter je naam. Behalve als je ze te heet had gewassen, zodat ze als slabbetjes uit de machine waren gekomen. In dat geval verviel het streepje.
  • Scheidsrechter: één helft fluiten = één streepje, hele wedstrijd = drie streepjes.
    NB: Grensrechter = geen streepje.
  • Sex Voor De Wedstrijd: deze statistiek had geen gevolgen, je kreeg enkel een eervolle vermelding. Het was ook niet duidelijk of het hier alleen geslachtsgemeenschap betrof, of dat zelfbevrediging ook meetelde.

Voesieknakken
Ach, wat is dat Gronings toch een mooie taal! Zeggen ze in het Algemeen Beschaafds netjes ‘rukken’, ’trekken’ of desnoods ‘masturberen’, de Groninger beschrijft het gewoon zoals het is: op en neer gaan met je vuistje, oftewel Voesieknakken!
Derde helft. Iedereen aan een lange tafel in de kantine. Biertje erbij, grote schaal met altijd door Frank Los besteld en betaald ‘bruin fruit’. Dan staat er eentje op, om even te gaan plassen. De anderen kijken hem vragend aan; je gaat toch niet al weg?
Hij kijkt geruststellend de kring rond, en verklaart: ‘Eem voesieknakken’.

Wat hebben wij vandaag geleerd…?
We speelden uit tegen Omlandia, Ten Boer. Er gebeurde iets, een valpartij, een losse veter of zo, waardoor de tegenstander de bal even uitschoot. Wat doe je dan: je gooit de bal sportief terug in naar de tegenpartij, waarna die hem met een suffe boog richting jouw keeper lobt: sportief, beleefd applaus. In dit geval pikt de spits van Omlandia de bal op, stoomt naar onze goal, en scoort.
Godverdomme!
Hee, dit is wel zaterdagvoetbal hè? Vloeken, daar houden wij hier niet van.
In de kleedkamer is iedereen nog steeds woedend. En dan begint er eentje keihard te zingen:
Wat hebben wij vandaag geleerd?
Word NOOIT gereformeerd!

Waterzak
Bijna ging het met de waterzak (het canvas ding met hengsel, waar water en een spons in zit, als placebo op de zogenaamd gebroken enkel na een tackle) net als bij Geldzakboys (zie aldaar). Nadat we lang zonder waterzak hadden gezeten, was er uit de elftalpot eindelijk een nieuwe gekocht. Iedereen vond hem heel mooi, en tijdens het aankleden ging het er wel een half uur lang over. Oh Heilige Waterzak, werd er gescandeerd, naar analogie van dito Bertus (die aldaar).
En opeens komt Peter de Haan uit de douche, zingend:
‘En ik heb je voor het eerst gezien… Daar bij die waterzak!’